Bijlagen

Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing

Toelichting weerstandsvermogen en risicobeheersing

Deze bijlage bevat een specificatie van zowel de top 10 risico's als de overige risico's die betrokken zijn in de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit.

Risicobeschrijvingen - Top 10

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

1

R100

17,7%

BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand

€ 0

€ 2.200.000

40%

In de jaren 2015 tot en met 2018 was het budget voor de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) ontoereikend en is gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling. Voor de jaren vanaf 2019 zijn de lasten hoger dan het ontvangen BUIG budget, maar voldoen we niet aan de voorwaarden van de vangnetregeling. De landelijke vangnetregeling betreft een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het tekort voor Hilversum afhankelijk van de hoogte van het landelijke BUIG-budget (macrobudget). Voor Hilversum geldt dat het tekort BUIG door de vangnetregeling niet hoger zal zijn dan rond de € 3 miljoen.

In de meerjarenraming gaan we uit van een structureel tekort van € 0,8. Hieruit blijkt dat de gemeente Hilversum op begrotingsbasis ook voor de jaren 2023 en verder niet in aanmerking zal komen voor de vangnetregeling.

In de begroting 2023 is het maximale risico ten aanzien van de BUIG € 2,2 miljoen (verschil tussen het begrote tekort en het gemaximaliseerde tekort). Om dit risico te beheersen wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. We doen dit o.a. op basis van het nieuwe beleidsplan Focus op Werk en de regionale arbeidsmarktanalyses van het UWV. Op basis van de resultaten 2019 en begin 2020 waren we hierin succesvol. Als gevolg van de Covid-19 maatregelen is de instroom echter aanzienlijk gestegen. Dit heeft in 2021 geresulteerd in een beperkt nadeel. De meerjarige effecten van de Covid-19 maatregelen zijn vooralsnog onbekend. Daarnaast bestaat het risico dat het macrobudget in de toekomst voor ons nadelig wordt aangepast. Vooralsnog is het onduidelijk hoe het macrobudget zich voor de gemeente Hilversum meerjarig zal ontwikkelen.

Het macrobudget beweegt voor Hilversum mee met de gemiddelde landelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat er budgettaire ruimte ontstaat  zodra Hilversum het beter doet dan het landelijk gemiddelde. Als Hilversum het slechter doet dan het landelijk gemiddelde leidt dit tot een tekort.   

Door de stijgende lasten en onzekere inkomsten bestaat het risico dat de begroting onvoldoende middelen biedt voor de uitvoering van de BUIG. Wij schatten in dat dit risico de komende jaren aanwezig blijft en de kans van voordoen op 40%.

2

R206

13,4%

Ontwikkelingen in de Grex (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 5.000.000

20%

Risico’s die betrekking hebben op de ontwikkeling van (potentiële en bestaande) Grex-en zijn in dit geconsolideerde risico opgenomen. De risico’s voor de grex-en Anna's Hoeve Bouwplan en het Stationsgebied staan toegelicht in het MPG en worden financieel in dit geconsolideerde risico opgenomen ten behoeve van de berekening van het weerstandsvermogen. De financiële verwachtingen staan vermeld in de paragraaf Grondbeleid waarbij rekening is gehouden met de onderliggende risico's. Hieronder worden enkel risico's toegelicht die in de toekomst mogelijk onder een Grex kan komen te vallen en de GEM Crailo.

Risicomanagement vormt een vast onderdeel van project control en de ontwikkelingen worden structureel gemonitord. Ten opzichte van het vorige risicoprofiel (t.t.v. Jaarstukken 2021) zijn stappen gezet in de vertaling van de risico’s vanuit project control naar het weerstandsvermogen. De kwantificering van dit risico is om die reden verhoogd in dit nieuwe risicoprofiel.

Sloop voormalig UWV
De vernieuwing van het Stationsplein is in gang gezet met de sloop (in 2018) van het voormalig UWV-pand aan het Stationsplein 25. De sloopkosten zijn uitgekomen op € 843.000 en zijn in het investeringsprogramma opgenomen. Op deze wijze kan de gemeente Hilversum, als te zijner tijd een grondexploitatie (Grex) wordt geopend voor de ontwikkeling van de grond, het krediet bij de Grex betrekken. Hiervoor geldt dat binnen 5 jaar nadat de investering is geactiveerd, een Grex moet zijn geopend (uiterlijk in 2023). Komt het niet binnen 5 jaar tot een Grex, dan dient de investering volgens de regels van het BBV in één keer te worden afgeschreven. In het najaar van 2022 wordt het nieuwe voorstel bestemmingsplan Stationsgebied door de raad behandeld. De kans dat uiterlijk in 2023 een GREX geopend wordt, ligt daarom nog in de lijn der verwachting. Totdat het besluitvormingsproces voltooid is, blijft dit risico wel bestaan.

GEM Crailo
De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo op zich genomen. De gemeenten hebben hiervoor een grondexploitatiemaatschappij (GEM) opgericht. De gemeente Hilversum staat voor 45% (€ 9 miljoen) borg voor de door GEM Crailo BV bij de BNG aangetrokken kredietfaciliteit, aangetrokken ter overbrugging van de zogenaamde "badkuipkosten". Bij ontwikkeling van een gebied gaan de kosten altijd voor de baat uit. Het risico op het aanspreken van de borgstelling door de BNG wordt als minimaal (1%) ingeschat.

3

R261

11,7%

Verhoging energielasten gemeente Hilversum

€ 120.000

€ 1.032.000

50%

De energiemarkt is momenteel erg bewegelijk. De olie- en gasprijzen zijn de afgelopen maanden gestegen en dit vertaalt zich door in de energieprijzen. Deze prijsstijging komt enerzijds door de grote vraag naar energie waardoor belangrijke leveranciers van aardgas moeite hebben om op korte termijn extra gas te leveren. Anderzijds heeft de oorlog in Oekraïne de energiemarkt nog verder onder druk gezet. 
De stijgende energielasten hebben ook effect op de energierekening van de gemeente Hilversum. Op basis van de CBS-gegevens wordt uitgegaan van een maximale lastenstijging van 86% ten opzichte van 2021. De komende maanden wordt dit risico nader onderbouwd/gekwantificeerd.

4

R103

9,2%

Tegenvallende uitkering gemeentefonds (AU)

€ 0

€ 1.800.000

25%

De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is afhankelijk van de Rijksuitgaven. Dit gaat op basis van het principe “samen de trap op en af”, het 'accres' genaamd. Meer Rijksuitgaven betekent meer geld voor het gemeentefonds, minder Rijksuitgaven betekent minder geld voor het gemeentefonds. 

Daarnaast zijn er nog algemene mutaties op basis van de wijzigingen van de Hilversumse aantallen van de verdeelmaatstaven, die de basis vormen van de verdeling van het gemeentefonds (aantallen inwoners, woonruimten, bijstandsontvangers, leerlingaantallen etc.). Ook deze kunnen ertoe leiden dat Hilversum meer of minder geld uit het gemeentefonds ontvangt. Bijvoorbeeld: het inwonertal van Hilversum groeit. 
Dit heeft een gunstige uitwerking op de algemene uitkering uit het gemeentefonds.

De Algemene uitkering bestaat voor een bedrag van ongeveer € 18 miljoen uit Integratie- en Decentralisatie uitkeringen. Het overige bedrag van € 179 miljoen is te beschouwen als het klassieke deel van de algemene uitkering. Een afwijking van 1% is € 1,8 miljoen.

Op dit moment zijn er veel onzekerheden rondom de ontwikkeling van de algemene uitkering:
- Onder uitputting bij het Rijk; via het principe trap op trap af wordt de algemene uitkering bij onderbesteding verminderd
- Ravijn 2026; In 2026 komt de opschalingskorting weer terug en wordt het accres verlaagd, de financiële ruimte in 2026 daalt daarmee sterk
- Jeugdzorg; Alleen voor het jaar 2023 zijn extra middelen voor de Jeugdzorg toegekend. Onzekerheid blijft bestaan over de middelen na 2023
- Loon en Prijsontwikkeling; Niet alleen de reguliere exploitatielasten stijgen, maar ook de investeringsprojecten worden duurder door de loon- en prijsontwikkelingen.

5

R184

8,2%

Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Welzijn en Zorg

€ 0

€ 2.000.000

20%

In de afgelopen periode is invulling gegeven aan de diverse taakstellingen en zijn onderdelen afgeboekt. De taakstelling loopt in de meerjarige begroting op tot € 0,6 miljoen voor Jeugd en € 1,4 miljoen voor WMO. Inmiddels is zijn alle onderliggende maatregelen uitgewerkt. Zie voor de meest actuele uitwerkingen o.a. RIB 2022-49 "Voortgangsrapportage Naar een financieel gezond sociaal domein" 

Voorzichtigheidshalve wordt het totaal van de taakstellingen als maximumbedrag van dit risico aangehouden (€ 2 miljoen). Vooralsnog wordt de kans van optreden ingeschat op 20%. Afhankelijk van de invulling van de in te vullen taakstelling zou het kans percentage in een volgend risicoprofiel kunnen worden bijgesteld.

6

R99

8,1%

Meer gebruik van voorzieningen WMO

€ 250.000

€ 750.000

40%

De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Bij verder gelijke omstandigheden wordt op termijn een groeiend beroep op de individuele voorzieningen verwacht, omdat op basis van demografische ontwikkeling steeds meer ouderen te verwachten zijn en omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s:

• Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering. 
• Stijging van de vraag door bijvoorbeeld de groei van het aantal inwoners of andere demografische ontwikkelingen. Ook voor de komende jaren wordt verwacht dat het aantal inwoners zal stijgen. 
• Met de invoering van een gemaximaliseerde eigen bijdrage – onafhankelijk van het zorggebruik, inkomen en vermogen – via het zogeheten "abonnementstarief" heeft het Rijk het doel gehad stapeling van eigen bijdragen bij een huishouden te voorkomen. Als gevolg van deze (voor veel mensen) verlaging van de eigen bijdrage hebben zich vanaf 2019 meer mensen bij het Sociaal Plein gemeld, waardoor de afhandelings- en zorgkosten zijn gestegen. Na een eerste sterke stijging direct na invoering lijkt een stabiele lichte groei waarneembaar. Daardoor lijken de kosten WMO beter beheersbaar/voorspelbaar te worden. 
• Het uitvoeringsplan ‘ontmoeten en ondersteuning in de wijken’ en ook de “Agenda WMO-welzijn in de wijk 2019-2021” veronderstellen o.a. dat de vraag naar individuele (duurdere) zorg via het Sociaal Plein zal dalen doordat meer burgers gebruik zullen gaan maken van de uit te breiden algemene voorzieningen (basisvoorziening begeleiding). De kans bestaat dat deze verschuiving zich later of anders voordoet dan nu verondersteld. Maar zelfs als de verschuiving plaatsvindt, kan het zijn dat de Wmo-uitgaven blijven stijgen door de eerdergenoemde autonome groei.

Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken.

7

R98

6%

Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg

€ 0

€ 750.000

40%

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Jeugdwet. Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. Rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s:
- Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering. 
- Stijging van de vraag door bijvoorbeeld de groei van het aantal inwoners of andere demografische ontwikkelingen. Ook voor de komende jaren wordt verwacht dat het aantal inwoners zal stijgen. 
- De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de kosten van deze zorg.
- De afgelopen periode is er veel te doen rondom de uitvoering van de jeugd wet. Wachtlijsten GGZ, regionale aanpak etc. Afhankelijk van de maatregelen die het rijk gaat voorschrijven kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de lasten.
- De wettelijke grondslag van het woonplaatsbeginsel is met ingang van 1 januari 2022 gewijzigd. Dit zorgt ervoor dat het aantal jeugdigen waar Hilversum verantwoordelijk voor is per saldo met circa 25 stijgt. Het is nog niet bekend of dit ook hogere lasten met zich meebrengt. Dit is afhankelijk van de zorgvorm die de jeugdige ontvangt en de bijbehorende kosten per jeugdige. 


In de nota “Visie & Agenda Jeugdhulp 2019-2021” hebben wij aangegeven het belangrijk te vinden te investeren in jeugdhulp en dan vooral in de preventieve en voorliggende voorzieningen sfeer. Hierdoor beperken we hopelijk een verdere stijging van de uitgaven.

Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken.

8

R262

4,2%

Mogelijke prijsstijgingen aanbestedingen archief -en parkeersysteem

€ 100.000

€ 200.000

70%

Jaarlijks wordt het meerjarige investeringsprogramma geactualiseerd. Het in 2022 geactualiseerde investeringsprogramma maakt onderdeel uit van de programmabegroting 2023. In dit investeringsprogramma is een saldo opgenomen voor het aanbestedingstraject rondom het archief en het aanbestedingstraject parkeren. Het in het investeringsprogramma opgenomen saldo is, mede gezien de forse stijging van de marktprijzen, mogelijk niet toereikend. Voor deze aanbestedingen in 2022/2023 is het nog onzeker welke investering een SaaS-oplossing wordt en welke niet en tegen welke contractprijs. De lasten voor SaaS-oplossingen worden niet geactiveerd en dienen direct te worden betrokken in de lopende exploitatie. Afhankelijk van de marktprijzen en de aanbestedingskeuze kan dit leiden tot een bijstelling van de meerjarenbegroting. Bij de voorjaarsnota 2023 vindt een verdere uitwerking plaats.

9

R257

4,2%

Minder inkomsten lokale belastingen - uitstel betaaltermijnen en faillissementen

€ 200.000

€ 500.000

30%

Vanaf de start van de coronacrisis is voorzien dat economische schade bij burgers en bedrijven kan ontstaan door het wegvallen inkomsten. De omvang van het risico is geschat op 500K zijnde (grofweg) 10% van de openstaande vorderingen per 31-12-2021. De verwachting is dat het na-ijlende effect van de coronacrisis in 2020-2021 pas de komende jaren op de inkomsten van de gemeentelijke belastingen zal optreden. Op dit moment is het aantal uitgesproken faillissementen nog laag vergeleken met de periode voor het uitbreken van corona (bron: CBS). Om deze reden is het risico percentage verlaagd van 50% naar 30%. De gemeente monitort de ontwikkelingen wat betreft betalingsachterstanden van gemeentelijke belastingen zodat snel gesignaleerd kan worden wanneer het risico op begint te treden.

10

R218

2,8%

Projectenkalender informatiemanagement staat onder druk

€ 0

€ 350.000

50%

De druk op de projectenkalender in de informatiemanagement keten (I-keten) neemt toe. Projecten in deze I-keten zijn projecten met een groot ICT en/of proces component. De toenemende druk in combinatie met capaciteitsuitdagingen leidt tot uitstel van projecten. Het uitstel van projecten kan mede door de hoge inflatie en stijgende prijzen leiden tot aanvullende financiële lasten. Daarnaast zijn in de meerjarenbegroting, specifiek voor deze I-keten, taakstellende bezuinigingen opgenomen. Deze reeds opgenomen taakstellende bezuinigingen kunnen mogelijk niet in de gestelde termijn gehaald worden door bovengenoemde redenen.

Risicobeschrijvingen - Overige

Top

Risico Nr.

Invloed (%)

Risicogebeurtenis

Financieel Minimum

Financieel Maximum

Kans

Toelichting

R243

2,5%

Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Onderwijs, Werk en participatie

€ 0

€ 500.000

25%

In de meerjarenraming 2022 is een structurele taakstelling opgenomen die oploopt tot € 0,9 miljoen:
- Minima: € 0,1 miljoen
- Onderwijs: € 0,3 miljoen
- Bewindsvoering: € 0,5 miljoen

Van deze taakstelling zijn minima en onderwijs reeds uitgewerkt en voor de jaren 2020 en 2021 gerealiseerd. Derhalve resteert de taakstelling inzake bewindsvoering. Ten grondslag van deze taakstelling ligt de veronderstelling dat het verbeterde beleid schuldhulpverlening de lasten bewindsvoering naar beneden brengt. Uit nieuwe inzichten blijken deze uitgaven echter minder variabel. De taakstelling loopt op naar € 0,5 miljoen in 2024. Tot en met 2022 is het mogelijk gebleken de taakstelling op te vangen binnen de bestaande minimabudgetten.

Voorzichtigheidshalve wordt het totaal van de resterende taakstellingen als maximumbedrag van dit risico aangehouden (€ 0,5 miljoen). Vooralsnog wordt de kans van optreden ingeschat op 25%. Afhankelijk van de mate van realisatie zou het kans percentage in een volgend risicoprofiel kunnen worden bijgesteld.

R106

2,5%

Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting)

€ 125.000

€ 125.000

50%

Vanaf 1 januari 2016 moeten publiekrechtelijke ondernemingen (waaronder gemeenten) vennootschapsbelasting (VPB) betalen voor de fiscale winst die zij met hun ondernemingsactiviteiten maken. De belastingdienst is een procedure gestart over de (privaatrechtelijke) reclame-inkomsten. Mocht de belastingdienst in het gelijk worden gesteld, dan zou er over twee jaren achterstallige VPB gevorderd kunnen worden. De jaarlijkse VPB-afdracht wordt geraamd op zo'n € 62.500 per jaar, waarmee het risicobedrag uitkomt op € 125.000. Afhankelijk en in afwachting van de definitieve juridische uitspraak wordt de kans van optreden van dit risico op 50% ingeschat. Het risico is ongewijzigd ten opzichte van het vorige risicoprofiel (t.t.v. jaarstukken 2021) omdat er nog geen nieuwe ontwikkelingen zijn (geweest) in de juridische procedure.

R258

2,5%

Lokale belastingen - meer bezwaarschriften OZB a.g.v. wettelijke omzetting m3 naar m2

€ 180.000

€ 230.000

30%

Door wetswijziging in de gemeentelijke belastingen per 1 februari 2022 dienen alle woningen omgezet te zijn van m3 indicatie naar m2 en gewaardeerd te worden op m2. Dit project zal ertoe leiden dat meer burgers maar vooral meer No Cure No Pay bedrijven worden verleid om bezwaren in te dienen. De verwachting is een toename in het aantal bezwaarschriften van ongeveer 50% en de kans dat die toename er komt wordt geschat op zo'n dan 75%. In 2021 zijn ongeveer 2000 bezwaren ontvangen, voor 2022 verwachten we ongeveer 3000 bezwaren voor Hilversum. Het behandelen van een bezwaarschrift kost circa 3 uur werk maal een tarief van €60, resulteert in een minimumbedrag van €140.000 tot circa € 180.000. Daarnaast waren de bijkomende kosten van het bezwaarschrift totaal circa € 107.000, hetgeen op basis van een toename van 50% resulteert in een range van € 42.000 tot circa € 54.000. Dit is een landelijke trend die zichzelf al aankondigt op radio en TV. Het risico percentage is verlaagd van 50% naar 30%, omdat inmiddels een deel van de aanslagen met betrekking tot 2022 is opgelegd zonder bezwaarschrift tot gevolg.

R265

<2,5%

Achterstallige huur Frans Halslaan 57A wordt mogelijk niet (volledig) ontvangen

€ 0

€ 430.000

25%

De Stichting Primair Onderwijs Hilversum (STIP) maakt al vele jaren gebruik van het schoolgebouw aan de Frans Halslaan 57A dat door de gemeente gehuurd wordt. Op basis van de leerlingenaantallen had STIP met ingang van schooljaar 2017/2018 geen recht meer op deze locatie. Om deze reden was de gemeente voornemens de onderhavige huurovereenkomst op te zeggen.

In 2016 heeft de vorige bestuurder van STIP de gemeente uitdrukkelijk verzocht om deze locatie aan te houden en deze blijven te gebruiken voor International Primary School (IPS) Hilversum. De huur die de gemeente aan de verhuurder betaalt, zou door STIP aan de gemeente worden vergoed. In eerste instantie zou STIP deze huurovereenkomst van de gemeente overnemen door middel van een in de plaats stelling. De verhuurder ging akkoord met deze in de plaats stelling. Dit zou hebben geleid tot een rechtstreekse huurrelatie met de eigenaar. In dezelfde periode zijn STIP en de gemeente een onderzoek gestart naar een alternatieve locatie voor de bestaande drie IPS-vestigingen. Dit leidde tot de verwachting dat de IPS op korte termijn elders zou worden gehuisvest. Daardoor is de gemeente huurder gebleven en zou STIP de huur aan de gemeente betalen.

Over de periode van september 2017 tot en met maart 2022 zijn de leerlingenaantallen van STIP niet zodanig zijn gestegen dat een uitbreiding van de onderwijscapaciteit voor STIP noodzakelijk was. Daardoor heeft STIP ook geen recht op vergoeding van de kosten van het gebruik van de Frans Halslaan 57A. 

In de jaarstukken 2021 stond een post nog te ontvangen huur voor deze locatie van € 350.154. De voor 2022 begrote huur voor dit pand bedraagt € 80.000. De verhuurder heeft aangegeven de verhuur per 31/12/2022 te zullen beëindigen. De totale omvang van dit risico komt daarmee uit op zo'n € 430.000.

Ondanks dat dit de afgelopen jaren meerdere keren is besproken met het bestuur van STIP en de achterstallige huurbedragen vanaf 2017 in december 2021 aan STIP in rekening zijn gebracht, is het onzeker of deze posten daadwerkelijk van STIP zullen worden ontvangen. Begin dit jaar is deze situatie opnieuw besproken met het bestuur van STIP. De kans dat de achterstallige huur niet volledig zal worden voldaan wordt ingeschat op 25%.

R205

2%

Verbonden partijen (geconsolideerd risico)

€ 0

€ 500.000

30%

De gemeente Hilversum heeft verschillende betrekkingen met een diversiteit aan Verbonden Partijen. Als externe partij is het voor de gemeente moeilijk om invloed uit te oefenen op risico's van Verbonden Partijen. Er is bijvoorbeeld vaak sprake van een risico inzake het al dan niet toereikend zijn van de begroting van een Verbonden Partij met mogelijk meerkosten in de bijdrage van de gemeente tot gevolg. Door de risico's echter scherp te houden, blijven we op de hoogte van actuele ontwikkelingen en kunnen we tijdig en concreet het gesprek aangaan met de betreffende partij. De individuele risico's per verbonden partij worden gegroepeerd en als geheel beoordeeld in dit geconsolideerde risico. 

Ten opzichte van het vorige risicoprofiel (ten tijde van de jaarstukken 2021) zijn de tien onderliggende risico's nagenoeg gelijk gebleven. Ze hebben allemaal een kleine kans van optreden (1-25%). De kwantificering van dit geconsolideerde risico is daarom ook ongewijzigd ten opzichte van het vorige risicoprofiel.

R197

<1,5%

Vertraging invoering Omgevingswet - extra inspanning met minder effectiviteit

€ 80.000

€ 200.000

25%

Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. De verwachte invoeringsdatum is 1 januari 2023.
De nieuwe Omgevingswet brengt de volgende risico's met zich mee:
1) Tijdige aansluiting op digitale stelsel. Dit risico is inmiddels klein. Voor de koppelingen DSO zijn contracten met softwareleveranciers aangegaan.
2) Onduidelijkheid verplichte overdracht taken omgevingsdienst Flevoland en Gooi en Vechtstreek zoals bijv. milieu toezicht. Dit zou ertoe kunnen leiden dat medewerkers naar een andere organisatie gaan of andere werkzaamheden krijgen. Risico wordt klein ingeschat.
3) Extra inhuur medewerkers dan wel medewerkers met andere vaardigheden. Dit is een reëel risico. In de kwantificering is bij het maximumbedrag uitgegaan van 2 medewerkers à € 200.000 totaal.
4) Extra kosten i.v.m. opstellen omgevingsvisie Hilversum 2040.
5) Afhankelijk van de besluitvorming omtrent eventueel vergunning vrij bouwen, kan er sprake zijn van een lagere legesopbrengst. Het bedrag is nu nog niet te kwantificeren en zodoende niet in de kwantificering van dit risico opgenomen.

Actualisatie na peildatum: na het opstellen van dit risicoprofiel is besloten € 50.000 hiervoor op te nemen in de begroting 2023. Dit dient als eerste dekking voor het mogelijk optreden van het risico. De kwantificering van dit risico is daardoor niet meer actueel. In het volgende risicoprofiel (bij de jaarstukken 2022) wordt het (rest)risico opnieuw beoordeeld en de kwantificering geactualiseerd.

R97

<1,5%

Extra uitgaven t.b.v. het Integraal Huisvestingsplan (IHP) Onderwijs

€ 0

€ 275.000

25%

Voor de sturing op de financiën en risico’s van onderwijshuisvesting wordt gewerkt met een investeringsplafond en een algemeen investeringskrediet onderwijs. Deze systematiek biedt de mogelijkheid om voorzieningen in de onderwijshuisvesting boven dit investeringsplafond af te wijzen en risico’s op te vangen met eerdere overschotten uit het algemeen investeringskrediet onderwijs. Daarmee zijn maatregelen genomen om binnen het investeringskrediet te blijven. 

In mei 2020 heeft de gemeenteraad het door gemeente en schoolbesturen opgesteld integraal huisvestingsplan (IHP) voor het onderwijs vastgesteld. Het IHP is opgesteld voor een periode van 16 jaar. In die periode kan van alles gebeuren, wat nu nog niet wordt voorzien. Onzekerheden zijn groei en krimp van scholen in het algemeen en specifiek de wetswijziging rond uren bewegingsonderwijs. Daarnaast zijn er risico’s zoals bijvoorbeeld asbestsanering, complexe inpassing van nieuwe schoolgebouwen door gebrek aan ruimte (bijvoorbeeld door combineren school en woningen/kantoren), gewijzigd onderwijsbeleid, grondaankoop en extra tijdelijke huisvesting/gymvoorziening als gevolg van vertraging. Een ander risico zijn de groeiende ambities in het kader van duurzaamheid dat mogelijk een grotere investering vraagt. Daarnaast wordt onderzocht of de gemeentelijke bijdrage de exploitatielasten van de gymlocatie, van het basisonderwijs, dekt. 
Het grootste risico betreft de marktomstandigheden in de bouw. De afgelopen jaren is er sprake van een ongunstige markt voor opdrachtgevers. De effecten hiervan worden meegenomen in de raming van de projecten in het IHP.

In het IHP staan per opgave verschillende oplossingsrichtingen beschreven. Financieel is gekozen voor de minimale variant, wat het totaal is van alle goedkoopste oplossingen per school. Dit zijn oplossingen op hoofdlijnen. Wanneer de uitvoering start, wordt onderzocht wat op dat moment de beste oplossing is waarbij de minimale variant i.i.g. het uitgangspunt is. Het kan voorkomen dat toch de duurste oplossing de best uitvoerbare oplossing is. Tegenover deze negatieve risico’s bestaat een aantal zaken die kunnen leiden tot lagere rente en afschrijving. De lastigste te ramen is ‘vertraging’. Immers, er zal dan later rente en afschrijving in de exploitatie worden opgenomen.

Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 275.000 aan kapitaallasten, welke is berekend op basis van een kwart van het investeringsrisico tussen de duurste en de goedkoopste oplossingen. We schatten de kans in op 25%.

Deze pagina is gebouwd op 11/10/2022 14:22:11 met de export van 11/10/2022 14:14:49